04 Structurele subsidie: kies je type

Structurele subsidie: kies je type

Als duidelijk is dat je één of meerdere subsidiereglementen nodig hebt om jouw doelstelling te bereiken, dan stelt zich de vraag welk type subsidie(reglement) je best hanteert. Om je te laten gidsen kan je deze flowchart volgen en/of een kijkje nemen op het subsidiekompas van het Netwerk Lokaal Sportbeleid 

Over structurele subsidies

Subsidiereglementen vormen een neutraal afwegingskader met onderbouwde keuzes. Het vormt je wettelijke basis om subsidie uit te keren. De gemeente moet daarbij altijd het ‘gelijkheidsbeginsel’ in acht nemen. Een gemeente mag uiteraard keuzes maken, maar het uitgangspunt is wel streven om voor iedereen gelijk te doen. Dat vereist een objectief kader. Lokale besturen kunnen dit op verschillende manieren vormgeven.  

 

Er zijn enkele vaak gebruikte subsidiereglementen: 

  • Basistoelage 
  • Puntensysteem 
  • Combinatie van puntensysteem en basistoelage 
  • Per categorie: “goud / zilver / brons” 
  • Convenanten 
  • Nominatieve subsidies 

 

We wegen voor- en nadelen tegenover elkaar af. 

Basistoelage

= In het kort: een vereniging krijgt een vaste toelage, ongeacht het aantal activiteiten of leden. 

Voordelen

  • Minimale administratieve last. 

  • Budget exact af te stemmen op het bestaande verenigingslandschap. Zo kan een gemeente bijvoorbeeld rekening houden met vier grote jeugdverenigingen en voor hen net voldoende budget voorzien om elk een basistoelage te geven.  

  • Biedt transparantie en zekerheid. Je weet min of meer zeker welk budget er volgend jaar toegekend/ontvangen zal worden. 

Nadelen

  • Weinig ruimte voor de ondersteuning van nieuwe verenigingen wat de dynamiek van het sociaal weefsel niet ten goede komt. 

  • Geen ruimte om te diversifiëren qua noden, meerwaarde of prestaties van verenigingen. Zo kan een kleine vereniging met een duidelijk grote meerwaarde geen groter subsidiebedrag krijgen. Tegelijk kan een vereniging die er ‘de kantjes van afloopt’ niet berispt of aangespoord worden door een lager subsidiebedrag het volgende jaar. Omgekeerd geldt hetzelfde. Er is weinig stimulans om nieuwe dingen te proberen of kwaliteit te verhogen. 

     

Puntensysteem

= In het kort: een vereniging krijgt een subsidie op basis van criteria waaraan ze moet voldoen. Elk criterium krijgt een bepaald gewicht waarop verenigingen ‘gescoord’ worden. De optelsom van verworven punten vormt de berekeningsbasis voor subsidie. 

Voordelen

  • Criteria zorgen voor objectivering.  

  • Een lokaal bestuur kan eigen accenten leggen. Door meer gewicht toe te kennen aan een bepaald criterium, kan je verenigingen stimuleren om hier meer op in te zetten.  

  • Werken met meerdere criteria biedt ruimte voor meer maatwerk én flexibiliteit 

Nadelen

  • Veel gedetailleerde criteria maken het geheel al snel technisch, onoverzichtelijk en onduidelijk. 

  • Gewicht toekennen aan criteria kan ook leiden tot een scheeftrekking. Denk bijvoorbeeld aan een vereniging met relatief weinig leden die wel veel subsidie krijgt omdat ze veel gediplomeerde begeleiders heeft.  

  • Inhoudelijke criteria kunnen voor interpretatie vatbaar zijn. Dit kan leiden tot subjectiviteit in de beoordeling. Hoe bepaal je bijvoorbeeld wanneer een initiatief innovatief is? Of een activiteit cultureel? Wanneer is een gevolgde studiedag relevant voor de werking van de vereniging? 

  • Veel criteria vereisen vaak veel bewijsstukken. Dit leidt tot een (te) zwaar dossier. Dit werkt soms ongewenste fouten in de hand. 

  • In gemeentes met een relatief stabiel verenigingslandschap, kan een uitgebreid puntensysteem een blok aan het been zijn. Veel administratieve last voor vereniging en lokaal bestuur om toch elk jaar ongeveer hetzelfde bedrag te geven/krijgen.  

     

Combinatie van puntensysteem en/of basistoelage

= In het kort: een combinatie kan verschillende vormen aannemen. 

 

(1) een vereniging kan kiezen of ze intekenen op een basistoelage of op een puntensysteem. De minimale subsidie in het puntensysteem wordt dan best afgestemd op de basistoelage die andere organisaties ontvangen. 

 

(2) een vereniging krijgt minimaal een basistoelage, maar kan extra punten verdienen op basis van het vervullen van bijkomende criteria. Naargelang het aantal behaalde punten wordt het subsidiebedrag verhoogd. 

Voordelen

  • De administratieve last en de grootte van het subsidiebedrag zijn meer in evenwicht. Zo kunnen ‘grotere’ verenigingen via het puntensysteem een subsidie krijgen die meer op hun maat is. ‘Kleinere’ verenigingen kunnen zich beperken tot een basisfinanciering, wat de dossier- en controlelast voor zowel verenigingen als besturen beperkt. 

  • Verenigingen kunnen zelf kiezen of een hogere subsidie opweegt tegen meer administratieve last. 

  • Een minimale basistoelage kan als zekerheid en buffer dienen voor een vereniging. Het is ook een vorm van waardering van wat ze doen.  

Nadelen

  • Er lijken niet meteen nadelen verbonden aan dit systeem.   

!! Een alternatief voor deze combinatie is werken met een basistoelage en accenten/prioriteiten formuleren via één of meerdere projectreglementen 

Per categorie: “goud / zilver / brons”

= In het kort: een vereniging krijgt een vaste toelage, al naargelang tot welke ‘categorie’ ze behoren. De categorieën worden bepaald aan de hand van een beperkt aantal criteria en zijn vaak per sector anders.  

Voorbeeld: Overijse 

Voordelen

  • Geeft mogelijkheid tot maatwerk binnen de lokale context. 

  • Wie maatwerk zegt, zegt ook noodzakelijke – en doordachte – inspraak en dus gedragenheid van de betrokken sector(en).  

  • Biedt hoge mate van transparantie en eenvoud voor zowel vereniging als bestuur.  

  • Moedigt op bescheiden wijze aan om ‘beter te doen’.  

Nadelen

  • De benaming omvat een zeker ‘competitie-element’ waarbij men al snel denkt dat ‘goud’ sowieso kwalitatief beter is dan ‘brons’ (à wie voor zo’n systeem kiest, vermeldt dus best expliciet dat het geen wedstrijd is).  

  • Vergt heel wat overleg om tot evenwichtige categorieën te komen. Er heerst namelijk een scherpe ‘scheidingslijn’ waardoor je net niet tot een hogere categorie behoort en dus heel wat centen misloopt.  

  • Kan voor de gemeentekas budgettaire schommelingen met zich meebrengen.  

Convenanten

= In het kort: een overeenkomst tussen een individuele vereniging en de gemeente. In deze overeenkomst worden verplichtingen vastgelegd voor zowel de vereniging als de gemeente. 

Voordelen

  • Zinvol wanneer een lokale overheid kiest voor een bijzondere, versterkte samenwerking met initiatieven en organisaties. 

  • Zinvol voor samenwerking met grotere, professioneel georganiseerde verenigingen. 

  • Laat maatwerk toe. 

  • Kan een lange duurtijd hebben, wat op korte termijn voor minder administratieve last zorgt. 

  • Biedt een objectief kader om de werking van tijd tot tijd te evalueren.  

Nadelen

  • Risico op ‘instrumentalisering’, waarbij de organisatie gezien wordt als een ‘instrument’, een middel, om het lopende beleid mee uit te voeren (à ondervang dit risico door een duidelijke onderhandelingsprocedure te voorzien bij de totstandkoming van een convenant). 

  • Risico op convenant ‘à la tête du client. 

  • Een convenant met weinig afspraken inzake verantwoording, kan leiden tot een ondoorzichtige werking van een organisatie. 

  • Risico dat een convenant zomaar blijft bestaan zonder dat doelstellingen of voorwaarde herbekeken worden. Verenigingen in moeilijkheden worden zo minder makkelijk gemonitord. 

  • Het onderhandelen én opstellen van een convenant is veel werk  

  • Kan aanleiding geven tot versnippering van budget. Namelijk middelen verspreid over de verschillende sectoren of beleidsdomeinen. Wie houdt overzicht en waakt over een evenwichtige verdeling?  

Nominatieve subsidies

= In het kort: Een subsidie ad nominatim wordt zonder subsidiereglement toegekend aan een bepaalde organisatie. Het bedrag wordt vooraf in de begroting ingeschreven. 

Voordelen

  • Een nominatieve subsidie zorgt voor eenvoud en zekerheid: een vast bedrag, jaar na jaar, zonder administratieve rompslomp. 

  • Verenigingen die niet in het kader van de reglementen passen, kunnen op deze manier toch ondersteund worden. Denk bv. aan een schaakclub die niet meteen onder de definitie van een sportvereniging valt. 

  • Een nominatieve subsidie kan onafhankelijk fluctueren van de algemene subsidie-enveloppe. 

Nadelen

  • Kans op politieke willekeur. Zicht op totaalplaatje vertroebelt. Leidt tot ad-hoc beleid zonder duidelijke visie.  

  • Er is meestal geen enkele verantwoording voorzien.  

  • Stilzwijgende verlenging verhoogt de kans op ‘slapende verenigingen die nog geld krijgen.   

  • De quasi onbestaande administratieve of inhoudelijke verantwoording kan ervoor zorgen dat het lokaal bestuur geen zicht krijgt op het reilen en zeilen van de organisatie. Ook informatiegegevens verouderen daardoor snel.  

Aandachtspunten bij structurele subsidies

  • Een subsidiereglement moet politiek gevalideerd zijn (goedkeuring door de gemeenteraad). Daarin krijgt veelal het college van burgemeester en schepenen de formele bevoegdheid om de subsidies toe te kennen. In de praktijk is dit een formele goedkeuring nadat de aanvragen getoetst werden aan het reglement. Dit is een goede werkwijze die zorgt voor objectiviteit en transparantie. 

 

  • Denk goed na over hoe je subsidiecriteria formuleert. Te gedetailleerde criteria zijn vaak te specifiek voor vele verenigingen. Te algemene criteria zijn dan weer een onvoldoende garantie op kwaliteit (zie ook ‘doelstelling‘). 

 

  • Zorg bij het formuleren van je subsidiecriteria dat je onbedoeld geen organisaties uitsluit.  
        • Zegt het ‘aantal activiteiten op jaarbasis’ bijvoorbeeld voldoende over de kwaliteit ervan?  
        • Is het meewerken aan de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen door het autonome verenigingsleven (SDG’s) een must of past dergelijk criterium eerder bij projectsubsidies ?  
        • Is het ‘bijwonen van de Cultuurraad’ een garantie op actieve betrokkenheid 
        • Moet een (bovenlokale) vereniging haar ‘maatschappelijke zetel’ persé in de gemeente hebben? Denk aan alternatieven zoals bijvoorbeeld ‘zich in hoofdzaak richten op inwoners van de gemeente’. 

 

  • Wees voorzichtig met het aanbrengen van kleine wijzigingen en aanvullingen achteraf. Hoe goed bedoeld ook, ze leiden -op langere termijn- vaak tot ‘koterijen’ en bijkomende complexiteit